Precies 35 jaar geleden werd in Brussel de Vlaamse Mariëlle -Marjel- Raedschelders vermoord. In de nacht van 27 op 28 oktober 1987 werd de jonge journaliste op een zucht van haar appartement neergestoken op straat. Een dader werd nooit gevat. De zaak werd een Cold case. Het voorbije jaar dook Bureau Van Meerbeeck in het verhaal. Onze zoektocht bracht ons bij familie, vrienden en collega’s en leidde ons van het nachtelijke Brussel over een zolderkamer in Pepingen tot het bruisende Avignon en weer terug.
Deel I
Vrijgevochten en vastberaden. Dat zijn twee woorden die telkens terugkomen als we vragen om Marjel Raedschelders te beschrijven. Opgegroeid in het pittoreske Oost-Limburgse kerkdorpje Aldeneik -waar haar ouders een Zimmer Frei uitbaatten- trok ze in de jaren ’80 naar de hoofdstad. Vastberaden om iets te maken van haar leven.
Ze studeerde maatschappelijk assistent aan het ‘Hoger Instituut voor Sociaal en Kultureel Werk Arbeidershogeschool’, kortweg HISKWA, en deed haar scriptie in Gent bij De Sleutel. Ze ging er om met drugverslaafden en van daaruit legde ze contacten met mensen van het Centrum voor Persoons- en Relatietherapie in Damme. Waar Marjel kwam, liet ze een blijvende indruk achter.
Marjel wilde zo veel mogelijk uit het leven halen. Bijna was ze in de wereld van de klassieke muziek beland. Niet in het minst dankzij Peter, haar bijzonder getalenteerde en muzikale onderbuur in het pand langs de Voorlopige Bewindstraat waar ze een appartementje huurde. “Ze luisterde naar Bach en Händel en haar platenspeler draaide op volle toeren”, herinnert Peter zich. “Urenlang kon ze naar klassieke muziek luisteren. Ik hoorde het tot in mijn kamer. We hadden vaak geanimeerde gesprekken over muziek. Ze volgde zelfs een tijd vioolles.” Mariëlle was ook erg met kunst bezig en had werken in huis die ze voor een tijdje leende. “Dat ze ooit iets in de artistieke wereld zou gaan doen, dat stond in de sterren geschreven.”
Wie haar precies begeesterde is tot op vandaag niet helemaal duidelijk, maar op een goeie dag in de lente van 1987 rinkelt in de Zimmer Frei van de familie Raedschelders in Aldeneik de telefoon. Aan de andere kant van de lijn, dochter Marjel. “Ik weet wat ik worden wil! Journalist!”
Vrijgevochten en vastberaden.
Mariëlle -Marjel- Raedschelders bood zich die zomer van 1987 aan bij meerdere nieuwsredacties in Brussel én bekende -of minder bekende- journalisten van wie ze graag de stiel zou leren. De ene stuurde haar wandelen wegens geen interesse in de opleiding van nieuw aanstormend talent, de andere boog zich als een mentor over die eerste schrijfsels van Marjel. “Ik heb nog teksten van haar gecorrigeerd en heb haar nog schrijftips gegeven”, zal één van hen later tegen de politie zeggen. “Er zat een bepaalde drive in dat meisje. Maar ze moest natuurlijk de stiel nog leren.”
Journalistiek was inderdaad een harde stiel en rekeningen moesten betaald. Ook voor Marjel. Dus kluste het meisje met de groene ogen bij als serveerster in de Ultieme Hallucinatie, een inmiddels ter ziele gegaan, maar ooit erg bekend Brussels restaurant en brasserie langs de Koningsstraat. Daar spraken journalisten met politici af, daar hielden grote platenfirma’s en filmstudio’s hun -soms- decadente afterparty’s. Er ging geen dag voorbij zonder dat er een muzikant of andere kunstenaar binnenwandelde. Filmjournalist Jo Röpke nam er zijn interviews op. Waar anders dan in de Ultieme Hallucinatie zou Marjel de journalisten én de verhalen vinden die haar carrière een duwtje in de rug konden geven?
“Ze kwam als geroepen”, zegt Frans Boogaard, een begenadigd journalist met veel te veel
werk en veel te weinig tijd over zijn ontmoeting met Marjel die zomer van 1987. “Ik werkte voor de toenmalige Zuid-Oost-Pers en maakte met haar de afspraak dat ze me kon en mocht vervangen tijdens mijn vakantie.” Tegelijkertijd maakte Marjel een reportage over een nieuwe film van de Nederlandse filmmaker Ruud van Hemert. Honneponnetje was een prent die voor een groot deel ook in België werd opgenomen. Marjel stortte zich met volle overgave op die opdracht en kreeg zelfs een figurantenrol in de film te pakken. Journalistiek moet je van binnenuit beleven, zal Marjel gedacht hebben. En ze doorkruiste samen met de acteurs, de opnameleiding en de figuranten van de film doorheen het land. Van Brussel over Gent tot onder het Waalse Bergen. De dagen vlogen voorbij en Marjel leek een fantastische zomer en herfst te beleven.
Op dinsdagmiddag, 27 oktober 1987, is Marjel Raedschelders nog aanwezig bij de opnames van Honneponnetje op en in de Pachecolaan, in hartje Brussel. Dat weten we intussen zeker. Marjel is er vertrokken omstreeks 17 uur. Ook dat weten we zeker. En we weten inmiddels ook dat ze net voor haar vertrek aan de opnameleidster nog vraagt hoe de verdere filmopnames die avond zouden verlopen. Marjel krijgt mee dat er nog gefilmd zou worden in het Brusselse Hotel Metropole, op het De Brouckèreplein. De journaliste laat verstaan dat ze een fotograaf zal bellen en terug zal keren.
Als Marjel vervolgens naar haar appartementje in de Voorlopige Bewindstraat stapt vol plannen voor de avond, kan ze onmogelijk vermoeden dat ze nooit nog een fotograaf zal vinden, dat daardoor haar plannen abrupt wijzigen en dat zo de laatste uren van haar jonge leven wegtikken. De opnames in Hotel Metropole duren nog tot na middernacht, maar op de filmset wordt Marjel die avond niet meer gezien.
Rond één uur ’s nachts horen mensen in de Noordstraat -da’s om de hoek van de Voorlopige Bewindstraat- een ijzingwekkend gegil. Als ze door het raam kijken, zien ze een jonge vrouw strompelen over het voetpad. In de verte loopt nog een mansfiguur weg. Een bewoner doet zijn voordeur open en ziet een zieltogende jongedame doodbloeden. Toegesnelde hulpdiensten proberen nog uren om het leven te redden, maar Marjel Raedschelders zal die nacht sterven op een operatietafel in een Brussels ziekenhuis.
Als de politie ’s ochtends op zoek naar sporen binnendringt in het appartementje van Marjel Raedschelders is er iets dat de agenten meteen opvalt. Overal branden de lichten. In de leefruimte, het bureau, de badkamer, de inkomhal én de keuken. Overal, behalve in de slaapkamer. Het bed is niet opgemaakt, maar voelt koud aan. En er is niets dat op de aanwezigheid van een andere persoon wijst. Geen sporen van ruzie, geen gevecht. Op de tafel staan de resten van een lichte maaltijd, met rozijnen. De stereoketen en de platenspeler staan nog aan. Maar de muziek van Bach is niet meer te horen.
Hoe kwam het dat de plannen van Marjel zo drastisch wijzigden dat ze de dood vond? Hoe zag haar avond er dan uit? Wie kruiste haar pad? De politie kon de antwoorden niet vinden en minder dan een jaar na de moord werd het onderzoek afgesloten. De moord op Marjel werd een cold case.
Onderzoekscollectief Bureau Van Meerbeeck dook het voorbije jaar in het leven en de dood van Mariëlle -Marjel- Raedschelders. Aan de hand van getuigenissen en exclusieve documenten werden nauwgezet haar laatste weken, dagen en uren gereconstrueerd.
Het onderzoek speelde zich grotendeels af onder de radar maar vandaag wordt het grote publiek ingeschakeld. Want er zijn nog veel vragen die we hopen op te lossen. In de komende tijd nemen we je mee, op zoek naar de waarheid. Heel misschien geraken we dankzij jou wel dichterbij!
Deel II
“In de film kon ik haar moeder zijn. Zij in een maagdelijk wit soort communiekleed, wij in chique lichtgekleurde zomerkledij, sierraden, handschoenen en een handtas. Indien mogelijk een bijpassende hoed. Dat waren de voorwaarden…”
Het is een korte passage uit een van de laatste, misschien wel het allerlaatste, artikel dat journaliste Mariëlle -Marjel- Raedschelders schreef over de Belgisch-Nederlandse film ‘Honneponnetje’. Grote delen van die film werden opgenomen in de zomer en herfst van 1987 in België, onder meer in de abdij van Bonne-Espérance in het Waalse dorpje Vellereille-les-Brayeux.
Die norbertijnenabdij werd voor de gelegenheid door filmregisseur Ruud van Hemert omgetoverd tot een kloosterinternaat waar strenge nonnen tienermeisjes probeerden op te voeden. Eén van hen ontsnapt uit het internaat om de liefde te ontdekken. Voor de filmopnames waren tientallen jonge en minder jonge figuranten nodig. Beginnend journaliste Marjel uit Maaseik volgde de filmploeg doorheen het land en schreef er artikels over. En in de norbertijnenabdij was ze dus zelfs eventjes figurante.
Soms verbleef Marjel dagen op de set, zoals in de laatste dagen voor haar dood. “Ik herinner me nog dat ze me belde voor een slaapplek, toen er opnames in Ledeberg waren”, zegt Karine, een jonge moeder uit het Gentse die Marjel een half jaar eerder had leren kennen. “Ze was al wel eens eerder blijven overnachten bij mij en ik ook al wel eens bij haar in Brussel. Vanzelfsprekend had ik een plek voor haar, zodat ze haar werk als journaliste kon doen.”
De twee vrouwen trokken op zondagochtend 24 oktober 1987 samen naar de filmset in Ledeberg. Dat is een vaststaand feit. Van de zondag op de set kennen we geen bijzonderheden, maar op maandag 25 oktober 1987 zou Marjel er een werkontmoeting gehad hebben met een -toen nog- BRT-radiojournaliste met de voornaam Els.
Wie zou Els kunnen zijn en zou zij zich dat gesprek nog herinneren?
We zouden hen graag terugvinden, de figuranten.
Maandagavond, ook dat weten we zeker, keerde Marjel als passagier in een auto terug naar Brussel. Dit in het gezelschap van mensen die ze op de filmset had ontmoet. Mensen van de filmcrew? Acteurs? Figuranten? Het is nooit helemaal duidelijk geworden bij wie ze allemaal in de auto zat. Wat zouden we hen graag terugvinden. Want heel misschien vertelde Marjel wel iets over haar plannen op dinsdag, zonder het goed te beseffen, de dag dat ze haar moordenaar zal ontmoeten.
Het zijn lange dagen op en rond de filmset van Honneponnetje en het is al middernacht
voorbij als Marjel Raedschelders thuiskomt in Brussel, op haar flat in de Voorlopige Bewindstraat. Uitslapen zit er niet in, want ’s ochtends wordt ze al vroeg verwacht op de filmset die voor de gelegenheid verhuisd is naar de Pachecolaan in hartje Brussel.
Als ze opstaat weet Marjel al dat het opnieuw een heel lange en boeiende dag op de set zal worden. Ze belt een bevriend fotografe uit Antwerpen, met wie ze eerder al op de set in de norbertijnenabdij werkte, en maakt een voorlopige en eigenlijk maar halve afspraak dat die ’s avonds met haar ergens in Brussel op de set aanwezig zou moeten zijn.
Marjel heeft nog geen details, maar zal die later op de dag vast wel kunnen meedelen aan de fotografe. Voor een goed begrip: het is 1987 en het is het tijdperk lang voor mobiele telefoons, internet en mails. Als je niet een hele dag thuis naast de telefoon kon of wilde wachten, dan was een goede planning noodzakelijk. De fotografe belooft Marjel terug te bellen, zo rond acht uur ’s avonds.
De buitenopnames op de Pachecolaan lopen die herfstdag, 27 oktober 1987, op zijn einde als Marjel omstreeks 17u de productieleiding van de film aanklampt en vraagt hoe het verdere verloop van de avond eruit zal zien. Die zullen zich afspelen in en rond het Brusselse Hotel Metropole, leert de journaliste. Marjel verlaat de set met de belofte enkele uren later al terug te keren met de fotografe.
Terwijl Marjel haar avond in gedachten al plant en uitkijkt naar de ontmoeting met de fotografe, haast ze zich eerst nog naar Sint-Jans-Molenbeek, waar ze zich omstreeks zes uur ’s avonds aanbiedt bij een vrouwelijke dokter. Waarom precies gaan we allicht nooit nog achterhalen, maar de dokter schrijft medicatie voor en Marjel verlaat omstreeks 19 uur het dokterskabinet.
Als Marjel vervolgens toekomt op haar appartement in de Voorlopige Bewindstraat, knipt ze alle lichten aan, zet ze een langspeelplaat op en wacht ze op het telefoontje van haar fotografe. Dat komt, zoals beloofd, om acht uur. Maar de boodschap is niet wat Marjel verwacht. Onverwacht haakt de fotografe af.
“Ik herinner me nog hoe spijtig dat Marjel het vond dat ik niet kon komen”, zal ze later verklaren. “Want er zou die avond nog een journalist aanwezig zijn, die een artikel zou schrijven over de film.” De avond is voor Marjel erg belangrijk en ze moet nu dringend op zoek naar een alternatief.
Intussen tikt de tijd genadeloos verder.
Het is al haast half negen als Marjel naar journalist Frans Boogaard belt. Die is niet thuis en haar boodschap belandt op zijn antwoordapparaat. Op een oud document vinden we die letterlijke boodschap van Marjel terug.
“Ja, ’t is Marjel. Ik belde je even op om je het telefoonnummer te vragen van je fotograaf want ik zit zonder en wij moeten deze avond nog een paar opnames maken. Maar… eh… mijne is onverwacht ziek geworden, maar ja… dan… eh… zal het niet kunnen baten. Ik bel je later nog wel terug.”
Marjel onderneemt nog een allerlaatste poging en belt naar de woning van Jan, een andere journalist die ze inmiddels kent. Maar ook dié is niet thuis, al neemt zijn echtgenote Marie de telefoon op. Het is, zo zal ze zich herinneren, ergens tussen 20u30 en 20u45, als Marjel uitlegt dat ze héél dringend een fotograaf zoekt. Minutenlang zullen beide vrouwen naar een oplossing zoeken aan telefoon, maar ze komen er niet uit. Marie herinnert zich dat Marjel het telefoongesprek beëindigt met de woorden “We zullen het anders oplossen.” Als Marjel inhaakt is het haast 20u45 en heeft ze nog maar een kwartier de tijd voor ze haar opwachting moet maken aan Hotel Metropole.
Een onbekende journalist
Voor de speurders was dit destijds het allerlaatste teken van leven van Marjel. Niemand zag of hoorde de jonge journaliste nadien nog. Het is nogal evident dat de politie ook interesse had in de mysterieuze dagbladjournalist die zijn opwachting zou maken aan Hotel Metropole. Dankzij de Antwerpse fotografe kende de politie de naam van het dagblad en kon er op de krantenredactie navraag gedaan worden. “Wié kende beginnend freelance-journaliste Marjel Raedschelders? En wié was mogelijk, net als haar, bezig met een reportage over de film Honneponnetje?”
Het leverde één naam op, van een journalist die de politie meedeelde hoe hij ongeveer een week eerder een telefoontje kreeg van Marjel Raedschelders met een uitnodiging om zich die dinsdag, 27 oktober, te begeven naar Hotel Metropole. Bijna had de journalist dat ook gedaan, zegt hij, maar hij vroeg Marjel eerst wat extra informatie op te sturen over de film. “En omdat ze dat nooit had gedaan, ben ik er die avond ook niet geweest.”
Voor de politie die het onderzoek voert in 1987 loopt het spoor naar de onbekende journalist daar dood. Omdat er ogenschijnlijk niemand opdaagde. Maar klopt dat eigenlijk wel? Het is een van de belangrijkste vragen uit ons onderzoek.
Er is niemand die Marjel nog zal opmerken aan Hotel Metropole, die avond van haar dood. En in het initiële onderzoek is er een grote zwarte vlek in de tijdlijn van Marjel, de laatste vier uren voor haar moordenaar toeslaat.
Het telefoontje
Nog maar heel recent ontdekten we dat Marjel nog minstens één telefoontje pleegde na negen uur ’s avonds. Naar een nichtje, met wie ze woensdagmiddag, 28 oktober 1987, zou gaan lunchen. “Maar de avond voordien, omstreeks tien uur, belde Marjel ineens”, herinnert die zich. “Er was een dringende opdracht tussengekomen en Marjel zou pas een uurtje later op onze lunchafspraak kunnen zijn.”
Marjel Raedschelders heeft haar lunchafspraak nooit gehaald. Als het nichtje op woensdagmiddag vruchteloos op Marjel wacht, krijgt ze telefoon van de familie. Marjel is vermoord.
Het telefoontje van Marjel aan haar nicht is van onschatbare waarde voor ons verdere onderzoek. Want hoé is het mogelijk dat de politie in 1987 hier niet van op de hoogte was? Men kon destijds in theorie al aan telefonie-onderzoek doen. Prehistorisch, misschien. Maar het kon. Politiediensten hadden het in die tijd over ‘Zoller-Malicieux’, een inmiddels antieke manier om je in- en uitgaande telefoontjes in kaart te brengen. Deze techniek werd dan ook meer dan vermoedelijk gebruikt om de laatste gesprekspartners van Marjel te identificeren. Zo ontdekte de politie destijds immers de telefoontjes naar de Antwerpse fotografe en naar de collega-journalisten die Marjel daags voor de moord van thuis pleegde.
Die manier om de telefonie in kaart te brengen stond in die jaren tachtig misschien nog niet helemaal op punt, maar zelfs dan nog. Moest het telefoontje van Marjel naar haar nichtje om 22u ’s avonds het allerlaatste gesprek geweest zijn, had men dit ook zonder ‘Zoller-Malicieux’ teruggevonden.
Dus is de vraag: waarom bleef het telefoontje naar het nichtje onbekend bij de politie? Daarvoor is eigenlijk maar één uitleg: Marjel belde niet vanuit haar flat, maar van ergens anders.
Dit betekent dat Marjel dinsdagavond 27 oktober 1987 tussen negen en tien uur ’s avonds ergens in Brussel iemand ontmoette die haar kon overtuigen om haar lunchafspraak met haar nichtje te verzetten. Iemand met “een dringende opdracht” voor haar.
Die persoon is nooit gevonden.
Deel III
Een verdachte gearresteerd
Niet heel lang na de moord op Marjel Raedschelders wordt een verdachte gearresteerd. Antonio Munoz B., een 25-jarige elektricien met een serieuze hoek af, komt in beeld na enkele aanrandingen in en rond de Brusselse metro. Het is destijds een van de belangrijkste sporen en Antonio wordt zeer lang ondervraagd, maar bekent nooit. Ruim 35 jaar later vinden we de man terug.
De kille en donkere oktobernachten vormen in 1987 in Brussel het toneel van enkele gewelddadige overvallen en aanrandingen. Vrouwen worden onder bedreiging van een mes beroofd als ze de metro verlaten en tijdens een gevecht met haar aanvaller wordt een jonge conciërge neergestoken in de hal van een appartementsgebouw. En dan is er nog de bloedige avond en nacht van 27 op 28 oktober. Die nacht sterft Marjel Raedschelders nadat iemand haar in de schaduw van haar appartementje vlakbij het Barricadenplein dodelijk verwondt met een scherp mes. En even voordien heeft een messentrekker ook al toegeslagen en ingehakt op een 63-jarige vrouw op een zucht van haar woning in de Vleugelstraat in Schaarbeek. Die vrouw, Irène, raakt zwaargewond maar kan het navertellen en geeft de politie vanop haar ziekbed mee dat haar aanvaller gekleed was in een ‘djellaba’ en ongeveer 25 jaar oud was. Hij heeft haar niét beroofd en ze had nochtans net haar pensioengeld op zak. Van de moordenaar van Marjel Raedschelders is er dankzij buurtonderzoek inmiddels òòk een persoonsbeschrijving: “Westerse type, middelmatig gebouwd en 1,75 tot 1,80 m groot. Hij had kastanjebruin haar dat naar achteren gekamd is, aan de zijkanten heel kort geknipt is en lang in de nek hing. De dader was sportief gekleed en droeg noch een baard, noch een bril.”
De media is vanaf dat moment in de ban van de mysterieuze, onbekende aanvaller die ze de ‘messentrekker bij volle maan’ gaan noemen. En ook al stonden de beschrijvingen van de dader in de verschillende aanvallen mijlenver uiteen, de bevolking slaakt een zucht van opluchting als de politie plots ene Antonio Munoz B. arresteert. Een 25-jarige straatcrimineel en gangster die rondhangt aan de Brusselse metro. Bij een huiszoeking worden een paar gestolen handtassen teruggevonden. En ook enkele messen.. Zou hij in aanmerking kunnen komen voor al de aanvallen? Zou het zomaar kunnen zijn dat de man in het lange, losvallende gewaad een uur later opnieuw toeslaat, maar dan in sportieve kledij? De politie ondervraagt Antonio lang, maar aan de moord op Marjel Raedschelders kunnen ze hem niet linken.
Stand van de maan
De elektriciën met Spaanse roots leeft al lang niet meer in Brussel. Vandaag leidt hij een anoniem bestaan in een klein en onopvallend rijhuisje in een kleine en grauwe Waalse gemeente. Ver van de hoofdstad. Zijn salontafel is eigenlijk een omgedraaid krat bier. Zijn stoelen zijn restanten van een oud, plastic tuinset. “Ik heb geen luxe nodig om me rijk te voelen”, is zijn motto vandaag.
Ook al is het lang geleden, hij herinnert zich die jaren ’80 nog goed. “Ik beken, ik was toen een Brusselse straatcrimineel”, zegt Antonio. “Ik heb toen meerdere overvallen en diefstallen gepleegd in Brussel. Twee keer een bankfiliaal overvallen, onder bedreiging van een nepwapen. En een paar juweliers. En dan, inderdaad, die handtasroven in en rond de Brusselse metro. Ik bedreigde dan die vrouwen met een mes en ging lopen met hun handtas.”
“Ik heb nooit geweld gebruikt, dat zweer ik. Maar één keer is het foutgelopen. Een jonge vrouw -een conciërge- verzette zich in een traphal van een appartementsgebouw hevig en ik heb in blinde paniek uitgehaald met een mes. Ik ben toen gaan lopen en heb niet meer omgekeken.”
“Een maand later arresteerde de politie mij. Ik was jong en danig onder de indruk. Ik heb alles bekend. Al die diefstallen. En toen wilde de politie het ineens hebben over die jonge vrouw die gestorven was na een messteek. Ik zei toen ‘oh néé! Is die conciërge overleden? Ik wist niet eens dat ik ze geraakt had met dat mes!...” ... Maar de politie had het blijkbaar niet over die vrouw, maar over een journaliste die ’s nachts was aangevallen. Daar had ik niéts mee te maken. Evenmin met die oudere vrouw die een uur of twee voordien was neergestoken. Dat was ik ook niet geweest.”
“Voor die twee zaken ben ik ook nooit berecht. Ik paste niet in het profiel. Die slachtoffers waren bovendien niet beroofd. En ik was een ordinaire straatdief. Waarom zou ik iemand aanvallen en niét beroven?” “Ik heb werkelijk waar nooit in mijn leven iemand verwond, behalve die conciërge.”
“Ik begrijp ook niet waar dat verhaal van de zogenaamde ‘messentrekker bij volle maan’ vandaan komt. Geloof me, ik heb geen idéé van de stand van de maan. Als het donker was, dan was het voor mij al lang goed...”
“Destijds heb ik stommiteiten begaan. Maar de zaken die ik gedaan heb, die heb ik toegegeven en daar heb ik mijn straf voor gehad. De zaken die ik niet gedaan heb, die heb ik ook niet toegegeven. Ik hoop dat ze ooit de dader van die moord op die vrouw vinden.”
Antonio Munoz B. krijgt zijn straf voor de straatovervallen, maar zal nooit vervolgd of berecht worden voor de dood van Marjel Raedschelders. Na zijn celstraf verkast Antonio naar Wallonië.
Langzaam maar zeker verlaten de onderzoekers naar de moord op Marjel het spoor van de messentrekker bij volle maan. Maar wie stond haar dan wél naar het leven?
Een mysterieuze brief
Als we met Bureau Van Meerbeeck haast 35 jaar na de moord het afgesloten onderzoek oppikken, ontdekken we een stapel brieven.
Geschreven in de jaren na de moord, gericht aan een jeugdvriendin van Marjel maar nooit door haar gelezen.
Eén brief valt op. Het is eigenlijk een kerstkaart, verzonden vanuit de stad Namen op 28 november 1990, dik drie jaar na de moord...
“Ze weten alles over de moord op Mariëlle Raedschelders... ... Ik doe wat er gedaan moet worden om je uit deze hel te halen. Heb vertrouwen, alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen. Alleen absolute stilte kan je redden. Vernietig deze brief onmiddellijk.”
Drie decennia lang lag deze brief verborgen op een zolderkamer. Wie is de schrijver? En wat weet die van de moord? Op de achterzijde van de enveloppe staat een adres. Zou ons dat vandaag dichterbij de waarheid brengen?
Deel IV
Een handgeschreven agenda
Ruim 35 jaar na de onopgehelderde moord op Marjel Raedschelders uit Maaseik vonden we -verscholen in Brusselse archieven- een kartonnen doos terug met persoonlijke spullen van de jonge vrouw. We konden ze -met hulp van parket en politie- overmaken aan Relinde, die al sinds 1987 zoekt naar de moordenaar van haar zus.
Terwijl een aantal van de spullen vooral bijzonder veel emotionele waarde hebben voor de nabestaanden, zit er ook iets tussen dat ons onderzoek misschien vooruit kan helpen. Een handgeschreven agenda uit de weken voor haar dood. Gaan we daarin iets vinden dat ons dichter bij de waarheid brengt?
#Marjel #onopgehelderd #onderzoeksjournalistiek #journaliste #vermoord #neergestoken #Raedschelders #1987 #Brussel #België #Honneponnetje #coldcase #wegevennooitop
Onderzoek naar cold cases kost handen vol geld. Wil jij het onderzoek naar de moord op Marjel Raedschelders financieel een duwtje in de rug geven, steun dan Stichting Bureau Van Meerbeeck op BE50 3632 1723 9018 met vermelding ‘Marjel’
コメント